Maasziekenhuis Pantein Hal boven
  1. Home
  2. Behandeling & onderzoek
  3. Voedselprovocatie bij kinderen
Patiëntenfolder

Voedselprovocatie bij kinderen

In overleg met de kinderarts en diëtiste heeft u voor uw kind een afspraak gemaakt voor een voedselprovocatietest. Tijdens dit onderzoek krijgt uw kind onder begeleiding een oplopende hoeveelheid van het voedingsmiddel toegediend waarvoor het waarschijnlijk allergisch is. Voor deze test wordt uw kind 1 of 2 keer een dag opgenomen op de kinderafdeling C4 van het Maasziekenhuis. In deze folder leest u hoe het onderzoek verloopt en hoe u uw kind hierop kunt voorbereiden.

Algemeen Voedselprovocatie bij kinderen

Sommige kinderen kunnen bepaalde voedingsmiddelen niet verdragen. Ze kunnen daarvoor intolerant zijn of een allergie hebben. Een allergie wordt in de geneeskunde gebruikt om een bijzonder type overgevoeligheidsreactie te beschrijven. Bij een allergie is sprake van een reactie van het afweersysteem tegen voedingsmiddelen. Dat kan via verschillende manieren verlopen. Het meest bekend is de manier waarbij IgE antistoffen tegen allergenen, zoals voedingsmiddelen of huisstofmijt of pollen, betrokken zijn. Deze IgE antistoffen zijn in het bloed te meten. Het aantonen van deze antistoffen laat slechts zien dat er een reactie kan plaatsvinden, maar niet dat deze ook daadwerkelijk zal plaatsvinden. Hetzelfde geldt voor de huidpriktest.

Een allergische reactie op voedingsmiddelen kan leiden tot verschillende klachten, zoals zwelling, galbulten, eczeem, astmatische klachten, maag- en darmklachten tot zelfs ernstige shock. De ervaring leert dat het niet eenvoudig is om te bepalen welke voedingsmiddelen nu werkelijk tot klachten leiden. Dit leidt er vaak toe dat veilige voedingsmiddelen worden gemeden en soms strenge diëten worden gevolgd, die kunnen leiden tot voedingstekorten. Wanneer er wel sprake is van een allergie blijkt het vaak moeilijk om het middel nauwkeurig te mijden. Het is dus belangrijk om duidelijkheid te krijgen over welke middelen een allergie veroorzaken en welke middelen uw kind moet vermijden.

De enige test om duidelijk te maken of en hoe uw kind reageert op een voedingsmiddel is een voedselprovocatietest. Bij deze test wordt onder gecontroleerde omstandigheden een voedingsmiddel in klimmende hoeveelheden gegeven aan u kind. Uiteraard kan een (ernstige) allergische reactie plaatsvinden. Daarom wordt de test in het ziekenhuis uitgevoerd.

Als er een reactie plaatsvindt tijdens de provocatie, maakt dat duidelijk op wat voor een manier allergisch gereageerd wordt en bij welke hoeveelheid van het voedingsmiddel. Dan wordt ook duidelijk of een adrenaline auto injector (Epipen®/Jext®) voorgeschreven moet worden.

Voorbereiding op het onderzoek

Bereid uw kind goed voor

Vertel uw kind zo eerlijk mogelijk wat er gaat gebeuren, ook dat er een allergische reactie kan komen. U kunt uitleggen dat de arts en verpleegkundigen altijd klaar staan om te helpen.

Medicijnen

Drie dagen voor de test moet uw kind stoppen met de medicijnen die de allergie onderdrukken (antihistaminica), tenzij u dit anders met de kinderarts heeft afgesproken. Hooikoorts mag niet actief zijn, maar de neusspray mag uw kind wel blijven gebruiken.

Wanneer gaat de test niet door?

  • Als uw kind op de testdag ziek of herstellende is.
  • Als uw kind onrustig eczeem heeft. Hormoonzalf mag gebruikt worden tot de avond voor de testdag.
  • Als uw kind last van astmatische klachten heeft. Afgelopen 2 weken mag uw kind geen prednison gebruikt hebben. Als uw kind 48 uur voorafgaand aan de testdag Ventolin/Salbutamol puff gebruikt heeft, overlegt u dan met de kinderafdeling.
  • Als uw kind een vaccinatie heeft gehad in de 2 weken voorafgaand aan de test.

Voorbereidend dieet

Vier weken vóór de test mag uw kind het verdachte voedingsmiddel niet meer eten of drinken. Heeft u vragen over bepaalde voedingsmiddelen, overleg dan met de diëtiste van het ziekenhuis.

Wanneer in de tussentijd een allergische reactie heeft plaatsgevonden op het voedingsmiddel wat getest wordt, vragen we u te overleggen met uw kinderarts. Mogelijk is een voedselprovocatie niet nodig.

Het onderzoek

Ontbijt

Uw kind mag vóór 7.00 uur een licht ontbijt hebben dat past binnen het dieet. Bijvoorbeeld beschuit met jam zonder boter, een glas ranja, appelsap of thee eventueel met suiker of honing. Baby’s en kinderen tot 2 jaar mogen vóór 7.00 uur nog een flesvoeding. Tijdens de test mag uw kind - naast de testvoeding - in ieder geval water drinken. In overleg zijn andere voedingsmiddelen in beperkte mate toegestaan. Gebruikt uw kind speciale dieetproducten? Neemt u die dan mee naar het ziekenhuis.

Melden

Op de afgesproken dag komt u ’s morgens met uw kind naar de afdeling C4. U kunt u melden bij de balie. Een verpleegkundige brengt u en uw kind naar de kamer.

Verblijf op de afdeling

Geef uw kind iets mee waardoor het in de vreemde omgeving iets vertrouwds heeft, zoals een knuffel of speelgoed. Oudere kinderen mogen hun smartphone of tablet meenemen. U mag als ouder de hele dag bij uw kind blijven. Twee uur na de test mag uw kind naar huis als het klachtenvrij is.

De kinderarts of verpleegkundige zal eerst de hele huid van uw kind beoordelen en naar de longen luisteren. Daarnaast verricht de verpleegkundige een aantal metingen: gewicht, bloeddruk, hartslag en temperatuur. Als er geen bijzonderheden zijn, kan de test starten.

Provocatietest

In overleg met u krijgt uw kind ofwel een ‘open’ voedselprovocatietest of een ‘dubbelblinde placebo gecontroleerde’ voedselprovocatietest. Bij de open test voeren we de hoeveelheid van het verdachte voedingsmiddel per stap op naar een normale portie. Deze test vindt plaats op 1 dag.

Bij de dubbelblinde placebo gecontroleerde test weet zowel u, uw kind, als de arts en verpleegkundigen niet in welke testvoeding het allergeen (zoals melk, ei of pinda) is ‘verstopt’. Daarbij bevat de ene testvoeding wel het te testen voedselallergeen en de andere testvoeding niet (placebo). De testvoeding is door de diëtiste en gespecialiseerde koks zo sa-mengesteld dat uw kind het verdachte voedingsmiddel niet kan ruiken, proeven of zien. Deze provocatietest vindt plaats op twee verschillende dagen. De tijd tussen de twee testdagen moet minimaal 1 week zijn.

Begeleiding kinderverpleegkundige

Zowel bij de open als de dubbelblinde test houden de kinderverpleegkundigen uw kind nauwlettend in de gaten. Bij klachten die wijzen op een allergische reactie stoppen ze direct met de test. Na afloop maken de kinderverpleegkundigen een verslag van de test.

Als er veranderingen optreden bij uw kind tijdens of na de test, meldt u dat dan direct aan de verpleegkundige. In overleg met de verpleegkundige en kinderarts wordt vervolgens gekeken of de test gestaakt moet worden of dat deze verder kan gaan. Indien nodig krijgt uw kind medicatie toegediend om de reactie te stoppen.

Mogelijke complicaties

Bij een voedselprovocatie in dagopname treedt zelden een ernstige reactie op. Als dat toch het geval is, krijgt uw kind direct medicatie toegediend. Er is altijd een kinderarts op de afdeling aanwezig die zo nodig direct medisch kan ingrijpen. De kinderverpleegkundigen geven u ook instructie over het gebruik van de EpiPen®/Jext®. Dit is een injectiepen met adrenaline. Adrenaline heft een allergische reactie op. U kunt de pen (thuis) gebruiken in acute situaties, mocht uw kind een hevige allergi-sche reactie krijgen.

Naar huis

Na de test blijft uw kind nog een tijdje op de afdeling. Als er 2 uur na de laatste testvoeding geen reactie heeft plaatsgevonden, mag uw kind naar huis. Heeft er wel een reactie plaatsgevonden, dan mag uw kind 4 uur na de laatste medicatie naar huis.

Na het onderzoek

Wanneer neemt u contact op met het ziekenhuis?

Krijgt uw kind na de test thuis klachten? Neemt u dan contact op met de polikliniek Kindergeneeskunde of buiten kantooruren met de kinderafdeling (C4).

Uitslag van de test

Na de test heeft u contact met uw behandelend kinderarts. Tijdens dit contact worden de eventuele klachten na de testdagen geëvalueerd en wordt gekeken wanneer het verdachte voedingsmiddel is toegediend. Dan wordt geconcludeerd of uw kind allergisch is voor het voedingsmiddel en kan een dieetadvies worden opgesteld.

Behandeling van de allergie

Wanneer uw kind allergisch is voor het geteste voedingsmiddel, bestaat de behandeling van de allergie uit het vermijden van het voedingsmiddel. U krijgt een vervolgafspraak bij de kinderarts en de kinderdietiste. Zij leggen uit hoe u moet omgaan met de allergie. Er is ook een kans dat kinderen over een voedselallergie heen groeien. In sommige gevallen wordt de test na een tijd nog eens herhaald.

Als de uitslag van de test negatief is, kan uw kind het voedingsmiddel goed verdragen en dat gewoon eten of drinken. Wij geven u een schema waarmee u het voedingsmiddel verder bij uw kind kunt introduceren.

Heeft u nog vragen?

Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen over de voedselprovocatietest, neemt u dan contact op met de polikliniek Kindergeneeskunde op telefoonnummer 0485-84 55 05.

Specialismen