Maasziekenhuis Pantein receptie
  1. Home
  2. Behandeling & onderzoek
  3. Voorwand- en/of achterwandplastiek
Patiëntenfolder

Voorwand- en/of achterwandplastiek

Er is bij u een verzakking van de vaginavoorwand en/of vagina-achterwand vastgesteld. Uw keuze voor een behandeling is afhankelijk van wat er uit de onderzoeken is gekomen, hoeveel last u heeft van de verzakking en van de verschillende behandelingen die er zijn. De gynaecoloog heeft met u de mogelijke behandelingen van uw klachten besproken. Een operatie is één van de mogelijkheden. In deze folder leest u wat de operatie inhoudt, hoe u zich erop kunt voorbereiden en wat u kunt verwachten na de operatie.

Verzakking

De blaas, baarmoeder en endeldarm worden in het bekken op hun plaats gehouden door spieren, banden en steunweefsels. Deze weefsels kunnen door verschillende oorzaken beschadigen of hun kracht en rek verliezen. Als dit gebeurt, kunnen de organen geleidelijk gaan zakken. We spreken dan van een verzakking of prolaps. Dit kan voorbij de opening van de vagina gaan.

Voorwandplastiek

Een voorwandplastiek, ook wel blaasverzakkingsoperatie genoemd, wordt uitgevoerd als de voorwand van de vagina met de blaas daar achter verzakt is. Tijdens deze operatie worden de uitgezakte vaginavoorwand en blaas op hun plaats teruggebracht.

Achterwandplastiek

Een achterwandplastiek, ook wel endeldarmverzakkingsoperatie genoemd, wordt uitgevoerd als de vagina-achterwand, met daarachter de endeldarm is verzakt. Tijdens deze operatie worden uitgezakte vagina-achterwand en de endeldarm op hun plaats gebracht.

Voorbereiding op de opname

Eten en drinken

De anesthesioloog vertelt u vanaf welk tijdstip vóór de operatie u niet meer mag eten en drinken. Dit wordt nuchter blijven genoemd. U mag dan alleen een slokje water drinken. Wij raden u ook aan gedurende 24 uur vóór uw opname geen alcohol te gebruiken en niet te roken, ook niet gedurende de dag van de operatie.

Griep of koorts?

Heeft u de dag voor de ingreep griep of koorts? Neemt u dan contact op met het Opnamebureau op telefoonnummer 0485-84 57 10. U hoort dan of het nodig is om een nieuwe afspraak te maken.

Volg verder de instructies en voorbereidingen op, zoals afgesproken met uw behandeld arts, de anesthesioloog en de informatieverpleegkundige (zie ook de folder ‘Anesthesiologie’). In de folder ‘Wegwijzer bij opname’ kunt u meer lezen over de opname en de voorbereiding hierop.

Welke verdoving?

Bij operaties die via de vagina plaatsvinden, zijn zowel algehele verdoving (narcose) als lokale verdoving (ruggenprik) mogelijk. Bij algehele narcose wordt u op de operatiekamer via een infuus in uw arm in slaap gebracht. Als u gedeeltelijk verdoofd wordt, krijgt u een ruggenprik op de verkoeverkamer of operatiekamer. Het is ook mogelijk om naast de ruggenprik een roesje (sedatie) te krijgen. Tijdens het pre-operatief spreekuur ter voorbereiding op de operatie bespreekt de anesthesioloog de verdoving met u. Over de wijze van verdoving kunt u meer lezen in de folder Anesthesiologie’.

Opname en verblijf in het ziekenhuis

Dag van opname

In het ziekenhuis meldt u zich op de afgesproken dag en tijdstip bij de balie van de verpleegafdeling. Een verpleegkundige wijst u uw kamer en bed. Zij voert met u het opnamegesprek en bereidt u verder voor op de operatie. Ook beantwoordt zij mogelijke vragen van u. Voorafgaand aan de operatie krijgt u soms een kalmerend middel op de verpleegafdeling.

Tussen de aankomst op de afdeling en de operatie moet u enige tijd wachten. Wij proberen deze tijd zo kort mogelijk te houden. U zou wat kunnen lezen of televisie kijken. Wij vragen u om de afdeling niet meer te verlaten.

De operatie: voorwandplastiek

Tijdens deze operatie worden de uitgezakte vagina-voorwand en blaas, die u soms als een bol in de opening van de schede ziet uitpuilen, op hun plaats teruggebracht. De gynaecoloog voert deze operatie uit via de vagina met eigen weefsel en oplosbare hechtingen. Er wordt geen matje (meshe) gebruikt.

De gynaecoloog begint met het losmaken van de vaginawand van de onderliggende, uitbollende blaas. Vervolgens neemt de arts de verzakte blaas in en zet het te ruime bindweefsel van de blaas in het midden weer aan elkaar vast, met oplosbare hechtingen. Er ontstaat littekenweefsel waardoor de blaas wordt ondersteund. Daarna wordt de vaginawand, die ook te wijd geworden is, gedeeltelijk weggenomen. De gynaecoloog hecht de vaginawand vervolgens over de blaas. Zo komt de vaginavoorwand weer op de plaats waar hij hoort te zitten en is de uitstulping verdwenen.

Deze operatie duurt ongeveer 30 minuten.

De operatie: achterwandplastiek

Tijdens deze operatie worden de uitgezakte vagina-achterwand, die u soms als een bol uit de schede ziet puilen, en de endeldarm op hun plaats teruggebracht. De gynaecoloog voert deze operatie uit via de vagina met lichaamseigen weefsel en oplosbare hechtingen. Er wordt geen matje (mesh) gebruikt.

Eerst maakt de gynaecoloog de vagina-achterwand in het midden los van de onderliggende, uitstulpende darm. Vervolgens wordt de darmwand ingenomen en het bindweefsel van de darm in het midden aan elkaar gezet met oplosbare hechtingen. De darm wordt na genezing door dit littekenweefsel ondersteund. Vervolgens neemt de gynaecoloog de vaginawand, die ook te wijd is geworden, gedeeltelijk weg. De vaginawand wordt daarna over de darm gehecht. Zo komt de vagina-achterwand weer op de plaats waar hij hoort te zitten en is de uitstulping verdwenen. Tenslotte volgt eventueel een bekkenbodemplastiek. De bekkenbodemspieren die zich aan de achterkant van de schede bevinden, worden aan de achterkant van de schede naar elkaar toegetrokken. Hierdoor wordt de bekkenbodem verstevigd en wordt de ingang van de schede nauwer.

Deze operatie duurt ongeveer 30 tot 45 minuten.

Na de operatie

Aan het eind van de operatie heeft de gynaecoloog een tampon in de vagina aangebracht. Dit is een lang gaas dat kleine bloedinkjes stelpt en zwelling tegengaat. De verpleegkundige verwijdert dit gaas de avond na de operatie.

Zo lang u de tampon heeft kunt u nog niet zelf plassen. Daarom heeft u ook een blaaskatheter zodat de urine vanzelf wegloopt in een opvangzak. De blaaskatheter is via de plasbuis in uw blaas gebracht aan het einde van de operatie. De verpleegkundige verwijdert de katheter in de avond.

De eerste dagen na de operatie kunnen de onderbuik en vagina gevoelig zijn. Daarvoor kunt u pijnstillers krijgen. Ook krijgt u medicijnen om trombose te voorkomen tijdens de ziekenhuisopname. Deze injecties in de buik worden een paar uur na de operatie gestart.

Risico’s van de operatie

Bij een verzakkingsoperatie komen zelden complicaties voor. Als het gebeurt gaat het om:

Blaasontsteking

Een blaasontsteking is een veel voorkomend probleem na een verzakkingsoperatie. Als het nodig is, krijgt u antibiotica. Daarmee is een blaasontsteking goed te behandelen.

Problemen met het op gang komen van het plassen

Na een operatie voor een voorwandverzakking kunt u problemen hebben met het legen van uw blaas. Dit komt doordat de stand van de blaas en de plasbuis is veranderd en door zwelling op de plaats waar u geopereerd bent. Soms ook omdat u pijn heeft waardoor de bekkenbodem gespannen blijft. Als u niet goed kunt plassen of de blaas niet voldoende leeg plast, leert u hoe u zelf de blaas leeg kan maken door zelfkatheterisatie. (Meer informatie leest u in de folder zelfkatheterisatie.) Soms wordt in plaats van zelfkatheterisatie wat langer een katheter geplaatst. Na aanleren van zelfkatheterisatie of plaatsen van een verblijfskatheter mag u naar huis. Vrijwel altijd zijn deze problemen met plassen tijdelijk.

Beschadiging van de blaas of endeldarm

Een enkele keer kan de blaas of endeldarm bij het losmaken van de omliggende weefsels beschadigd raken. Er ontstaat dan een gaatje in de blaas of endeldarm. Dit wordt tijdens de operatie weer hersteld. De opnameduur kan langer worden door de beschadiging. Soms heeft u dan langer een blaaskatheter of langer antibiotica nodig.

Nabloeding

Een nabloeding is een vrij zeldzame complicatie bij een verzakkingsoperatie. Vaak voldoet het om (opnieuw) een tampon in de vagina te brengen. Soms is een tweede operatie noodzakelijk.

Urine-incontinentie

Na opheffen van een voorwandverzakking kan het voorkomen dat u ongewenst urine verliest. Dit komt doordat de stand van de blaas is veranderd. Dit is meestal moeilijk te voorspellen. Voor de operatie was de afsluiting van de plasbuis vaak al niet goed. Maar door de grote verzakking werd de plasbuis dichtgedrukt, waardoor dit niet opviel. Nu de verzakking is verholpen, kunt u merken als de afsluiting van de plasbuis niet goed is. Het is dan dus geen complicatie van de operatie, maar komt door de operatie aan het licht. 
Het urineverlies is meestal niet ernstig. Mocht het urineverlies toch hinderlijk zijn, dan is het meestal mogelijk om dit met bekkenbodemtraining of een aanvullende kleine ingreep te verhelpen. (Meer informatie leest u in de folder incontinentieoperatie TVT Altis).

Ontlasting

Enkele dagen na een operatie komt de ontlasting vaak vanzelf weer op gang. Van de operatiewond heeft u weinig last bij de ontlasting. Het is belangrijk dat de ontlasting soepel blijft en dat u persen vermijdt. Om de ontlasting te bevorderen krijgt u medicijnen en/of vezels. Heeft u desondanks moeite de ontlasting kwijt te raken, neemt u dan tijdig contact op. Na de genezingsperiode verloopt de ontlasting na een achterwand-plastiek vaak gemakkelijker.

Seksuele problemen

Bij een achterwandplastiek wordt de ingang van de vagina wat nauwer. De gynaecoloog houdt de ingang van de schede ruim genoeg voor het hebben van gemeenschap. Door de operatie kan littekenweefsel optreden dat vooral in de eerste periode na de operatie gevoelig kan zijn. Bij een voorwandplastiek zijn seksuele problemen niet te verwachten. Over het algemeen kan gemeenschap juist vaak prettiger verlopen na een voor- of achterwandplastiek. Mocht u toch seksuele problemen ervaren, aarzelt u dan niet om een afspraak te maken met de gynaecoloog om hierover te praten. Deze problemen kunnen vaak  behandeld worden.

Naar huis

U verblijft na de operatie in principe één nacht in het ziekenhuis. De duur van de opname hangt af van het verloop en het herstel van de operatie. De meeste mensen kunnen de volgende ochtend naar huis.

Na de opname

Adviezen voor thuis

Uw herstel en de ontwikkeling van littekenweefsel (de nieuwe ondersteuning) heeft tijd nodig. De eerste twee weken is het belangrijk om het rustig aan te doen. Uw lichaam geeft aan wat u aankunt en het is belangrijk dat u daarnaar luistert. Bouw uw activiteiten geleidelijk op. Bij pijn of buitensporige vermoeidheid heeft u mogelijk te veel gedaan en doet u weer een stapje terug.

Verder is het na een verzakkingsoperatie vooral belangrijk dat er niet te veel druk op de bekkenbodem komt. Daarom moet u zwaar tillen, persen bij de ontlasting, hevig hoesten en momenten waarop u voorheen veel last had van de verzakking  vermijden.

Huishoudelijk werk

De eerste weken mag u geen zwaar huishoudelijk werk doen. Lichte werkzaamheden kunt u wel doen, maar wees voorzichtig met bukken, rekken en strekken. Traplopen is geen probleem.

Tillen

Door zwaar te tillen verhoogt u de druk op de bekkenbodem. Let u er daarom op dat u de eerste zes weken niet zwaar (meer dan 5 kg) tilt, zoals volle tassen met boodschappen of kleine kinderen.

Fietsen

Pas wanneer u vrij en met weinig of geen pijn kunt bewegen, mag u ook weer fietsen. Dit zal in het algemeen na drie tot vier weken kunnen.

Autorijden

Uw reactievermogen kan tijdelijk verminderd zijn. Gaat u daarom goed na of dit (weer) in orde is voordat u gaat autorijden. Wanneer zitten ook niet te pijnlijk is, kunt u weer autorijden.

Zwemmen en in bad gaan

Het vaginale bloedverlies zal eerst helder rood zijn en daarna bruin. Vervolgens wordt het steeds minder, totdat het stopt. Zo lang u nog bloed verliest of bruine afscheiding heeft, mag u geen tampons gebruiken. Nadat het bloedverlies gestopt is, kunt u weer zwemmen en in bad. Douchen is vanaf het begin geen probleem.

Gemeenschap

Het hebben van gemeenschap vraagt voorzichtigheid. Zolang u vaginaal bloedverlies en/of bruine afscheiding heeft, kunt u beter geen gemeenschap hebben. Ook kan in het begin het wondgebied nog wat pijnlijk zijn. Na 6 weken kan het meestal wel weer. Het is de eerste keren aan te raden een glijmiddel te gebruiken.

Sporten

U mag lichamelijke activiteit, inclusief sporten geleidelijk weer opbouwen. Het is belangrijk dat u hierbij goed naar uw lichaam luistert. Als u pijnklachten ervaart, doe dan weer een stapje terug.

Werken

Wanneer u lichamelijk zwaar werk doet, kunt u dit nog niet hervatten binnen 6 weken. Licht werk kunt u weer oppakken als u zich fit voelt. Overlegt u dit met de controlerende arbodienst.

Hechtingen

De hechtingen zijn oplosbaar en hoeven niet verwijderd te worden.

Wanneer neemt u contact op met het ziekenhuis?

In de volgende gevallen neemt u contact op met de polikliniek Gynaecologie:

  • Bij pussige en/of riekende afscheiding.

  • Bij temperatuurverhoging, hoger dan 38°C.
  • Bij toenemende buikpijnklachten.
  • Bij toenemend vaginaal bloedverlies
.
  • Bij gevoel van blaasontsteking.
  • Bij problemen met de ontlasting waarvoor de medicijnen of vezels die u gekregen heeft onvoldoende werken.

Wanneer zich thuis bovenstaande problemen voordoen, neemt u dan contact op met de polikliniek Gynaecologie, via telefoonnummer 0458-84 55 60. Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met de Spoedeisende Hulp op telefoonnummer 0485-84 53 31.

Plasadviezen 


In de praktijk blijkt dat veel mensen zich niet de tijd gunnen om rustig naar het toilet te gaan. Verkeerd zitten, niet goed uitplassen en persen tijdens het plassen zijn de meest voorkomende fouten. Hieronder volgen adviezen die u gemakkelijk kunt opvolgen.

Neem de tijd

Maak er een gewoonte van de tijd te nemen. De blaas kunt u vergelijken met een bolle fles gevuld met water. Als u de fles op zijn kop houdt, duurt het even voordat hij leeg is. Zo gaat het ook met de blaas. 


Let op uw zithouding

Ga goed op het toilet zitten: rechtop en niet onderuit gezakt. Laat de schouders ontspannen zakken. Doordat u rechtop zit met een iets holle rug, maakt de plasbuis geen knik en loopt de urine er gemakkelijk uit. Uw voeten staan plat op de grond, de heupen en knieën zijn 90 graden gebogen en de benen staan iets uit elkaar. Als het toilet te hoog is, kunt u een voetenbankje gebruiken. Voor de ontlasting is de houding overigens iets aangepast, dan zit u juist met een bolle rug.

Ontspan de spieren

Ontspan de spieren van het bekkenbodem. Hiermee begint de plasreflex. Pers niet mee. De blaas heeft de tijd nodig om leeg te lopen.

Niet onderbreken

Plas in één keer uit, onderbreek uw urinestraal niet. Sommige mensen hebben geleerd om te ‘stippeltjesplassen’ (plassen met onderbrekingen). Dit is echter geen goede oefening. Wanneer u meermaals de urinestraal onderbreekt blijft er een beetje urine in de blaas achter. Dit is echter te weinig om opnieuw een plasreflex op te wekken. Door het restje dat kan achterblijven, ontstaat een verhoogde kans op blaasontsteking.

Kantel het bekken op het laatst

Als u denkt dat de blaas leeg is, kantel dan het bekken een paar keer voor- en achterwaarts en van links naar rechts. Soms komt er dan nog wat urine.

Toiletadviezen voor ontlasting

In de praktijk blijkt dat veel mensen niet de tijd nemen om naar het toilet te gaan. Verkeerd zitten, niet genoeg ontspannen en teveel persen zijn de meest voorkomende fouten. Hieronder volgen adviezen die u gemakkelijk kunt opvolgen.

Neem de tijd

Luister naar uw lichaam. Als er aandrang is, maak daar dan gebruik van, ook als het minder goed uitkomt. Maak er een gewoonte van de tijd te nemen.

Let op uw zithouding

De beste houding is de zogenaamde ‘hurkhouding’ (squatten). Deze kunt u bereiken door uw voeten te verhogen met een krukje. Door de verhoging komen de knieën hoger dan de heupen, waardoor de hoek in de endeldarm verstrijkt en de ontlasting gemakkelijker zijn weg naar buiten vindt. Bij deze houding hoeft u nauwelijks persdruk gegeven te worden en dat is na de gedane operatie erg belangrijk.

Ontspan de spieren

Ontspan uw bekkenbodemspieren. Pers zo min mogelijk mee. Als u mee perst, probeer dan de onderbuik iets bol te maken, pers zachtjes en altijd naar beneden richting de anus.

Streef naar regelmaat

Probeer dagelijks ongeveer op hetzelfde tijdstip naar het toilet te gaan voor ontlasting. Het lichaam went aan deze regelmaat. Maak gebruik van de maagdarmreflex. Het eerste kwartier na de maaltijd zijn de darmen het meest actief. Ga juist dan naar het toilet.

Tips om darmactiviteit op gang te brengen

Bij verstopping en bij niet volledig ontlasten is het belangrijk om de normale darmactiviteit te stimuleren. Er zijn verschillende manieren om dit te doen:

  • drink voldoende en gebruik genoeg vezels.
  • zorg voor voldoende lichaamsbeweging.
  • gebruik zo min mogelijk morfine-achtige pijnstillers (opiaten).
  • kantel het bekken rustig voor- en achterwaarts.
  • adem rustig laag naar buik.
  • trek de buik rustig in en ontspan.
  • masseer de buik ter hoogte van de darmen.
  • het kan soms helpen het gebied tussen anus en vagina te steunen 
met de vingers tijdens het ontlasten.

Meer informatie


Aanvullende informatie vindt u ook op de website van landelijke (bek-kenbodemgynaecologen)
- www.degynaecoloog.nl 
- www.bekkenbodemwijzer.nl 

Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, neemt u dan gerust contact op met de polikliniek Gynaecologie op telefoonnummer 0485-84 55 60.

Specialismen