Maasziekenhuis Pantein Gebouw avond
  1. Home
  2. Behandeling & onderzoek
  3. Chemotherapie behandelwijzer
Patiëntenfolder

Chemotherapie behandelwijzer

In overleg met uw behandelend arts heeft u besloten om een behandeling met chemotherapie te ondergaan. U krijgt veel informatie over de behandeling van uw arts en de verpleegkundigen. In deze behandelwijzer kunt u alle informatie nog eens rustig nalezen. Wij verzoeken u deze behandelwijzer bij elke cyclus mee te nemen naar het ziekenhuis. Zo kunnen wij extra informatie toevoegen als dat voor u van toepassing is.

Belangrijke telefoonnummers bij vragen, klachten of problemen

Afdeling B1

Uw specialist is dr. ……………………………………………………

Telefoonnummers:

De afdeling is bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.00 uur tot 17.00 uur.

Spoedeisende Hulp

‘s Avonds en ‘s nachts tussen 17.00 uur en 8.00 uur, in het weekend en op feestdagen kunt u bij vragen, klachten of problemen contact opnemen met de Spoedeisende Hulp.

Telefoonnummer: 0485-84 53 31

Wat is chemotherapie?

Chemotherapie is een behandeling van kanker met medicijnen die de celdeling remmen, ook wel cytostatica genoemd. Na toediening komen de cytostatica in het bloed terecht. Via het bloed worden zij door het hele lichaam verspreid en kunnen zij kankercellen vrijwel overal in het lichaam bereiken. Cytostatica grijpen in op het ontwikkelingsproces van kankercellen en remmen de celdeling of ruimen de cellen op.

De behandeling

Er zijn tientallen verschillende soorten cytostatica. Afhankelijk van de soort kanker kunnen één of meerdere cytostatica gebruikt worden voor de behandeling.

Cytostatica kunnen op verschillende manieren worden ingenomen of toegediend.

  • Via de mond (oraal): inname van tabletten of capsules.
  • Via de huid: met een injectie onder de huid of in een spier.
  • Rechtstreeks in een ader: met een infuus in de arm of via een onderhuidse infuuspoort (port-a-cath).

Meestal worden de cytostatica toegediend volgens een vastgesteld schema. Hierna volgt een rustperiode waarin u geen cytostatica krijgt. De periode van toediening en rust wordt een cyclus genoemd. Een cyclus wordt een aantal keren herhaald.

Uw arts en de verpleegkundigen informeren u uitvoerig over de soort(en) cytostatica die u krijgt, de wijze van toedienen en het aantal cyclussen dat u krijgt. De specifieke informatie van deze cyclus krijgt u ook uitgereikt zodat u het rustig kunt nalezen.

Bijwerkingen en adviezen

Cytostatica hebben niet alleen invloed op kankercellen, maar ook op gezonde cellen in het lichaam. Vooral snel-delende gezonde cellen, bijvoorbeeld haarcellen, kunnen worden aangetast door de cytostatica. Dit zijn de bijwerkingen die kunnen optreden bij de behandeling met cytostatica. De bijwerkingen kunnen per chemomiddel, maar ook per persoon heel verschillend zijn. Het optreden van bijwerkingen en de mate waarin, zegt niets over het effect van de behandeling op uw ziekte. Wij geven u onderstaande informatie zodat u, als dat nodig is, weet hoe u hier het beste mee om kunt gaan.

Misselijkheid en soms braken

Misselijkheid en braken kwamen vroeger veel voor. Met de huidige preventieve medicatie is dit gelukkig goed te verminderen of te voorkomen. Als u er toch last van heeft, vragen wij u dit te melden, zodat u (extra) medicijnen kunt krijgen. De mate van misselijkheid en braken is per cyclus verschillend. Afhankelijk van de mate van misselijkheid krijgt u hiervoor medicijnen. Soms kan de verpleegkundige u nog andere opties aanbieden om de misselijkheid tegen te gaan, bijvoorbeeld tapen tegen de misselijkheid.

Enkele tips wat u zelf kunt doen om misselijkheid en braken te verminderen of voorkomen, zijn:

  • Forceer het eten niet, haal de ‘schade’ in door tussen de cyclussen door goed te eten.
  • Eet op tijdstippen dat u minder misselijk bent, zelfs ’s nachts als u wakker bent.
  • Het is belangrijk dat u tijdens de cyclus veel drinkt, omdat er extra afvalstoffen uit uw lichaam moeten worden verwijderd. Drink dagelijks minimaal 1,5 tot 2 liter vocht (water, bouillon, thee, koffie). Te weinig drinken kan een misselijk gevoel vergroten.
  • De aanblik van een groot bord vol eten is vaak ontmoedigend.
  • Stem de grootte van de maaltijd af op uw eetlust.
  • Gebruik regelmatig kleine maaltijden. Een lege maag kan ook een misselijk gevoel geven.
  • Warme gerechten kunnen tegenstaan. Een alternatief is bijvoorbeeld een koude salade.
  • Als u heeft overgegeven, laat de maag dan weer langzaam wennen aan vast voedsel. Neem bijvoorbeeld een biscuitje.

Smaakverandering en verminderde eetlust

Smaakverandering kan leiden tot verminderde eetlust. Daarbij is goede voeding belangrijk, met voldoende energie, eiwitten, vocht, vitamines en mineralen. Op de website www.wkof.nl leest u tips en adviezen hoe u een gezonde maaltijd kunt samenstellen.

Als er sprake is van teveel gewichtsafname of als er begeleiding op het gebied van voeding gewenst is, kan voor u een afspraak bij de diëtiste gemaakt worden. In de folder Geur en smaak leest u tips hoe u met smaakverandering kunt omgaan. Deze folder kan de verpleegkundige u uitreiken.

Vermoeidheid / verminderde energie / bewegen

U kunt merken dat u tijdens deze behandeling minder energie heeft, sneller vermoeid raakt en emotioneel kunt zijn. Probeer voldoende te bewegen en uw conditie zo optimaal mogelijk te houden, zowel tijdens de kuren als na de behandeling. Dit bewegen kunt u onder andere doen onder begeleiding van een oncologische fysiotherapeut. Meer informatie en adviezen kunt u lezen in de folder Bewegen en kanker. Deze folder kan de verpleegkundige u uitreiken.

Irritaties of ontsteking van het mondslijmvlies

Irritaties en veranderingen in het mondslijmvlies kunnen zijn:

  • gevoelig tandvlees;
  • roodheid;
  • pijn bij het eten en drinken;
  • pijn bij het indoen van de gebitsprothese;
  • bloedend slijmvlies;
  • een beslagen tong;
  • zwelling van het mondslijmvlies;
  • aften.

Het is de bedoeling dat u gedurende alle weken of maanden wanneer u cytostaticakuren krijgt voldoende aandacht aan de mondverzorging besteedt. Dit kan de kans op bovenstaande problemen verminderen.

Tips voor een goede mondverzorging:

  • Poets uw tanden 2 tot 4 keer per dag met een fluoride tandpasta. Gebruik hiervoor een zachte tandenborstel, eventueel een elektrische tandenborstel. Reinig de borstel na gebruik met water en laat de borstel drogen door de borstel met de kop omhoog te zetten.
  • Spoel regelmatig uw mond met water: 4 tot 10 keer per dag. Spoel na het eten (en braken).
  • Als u ’s nachts wakker wordt, spoel dan extra uw mond met water.
  • Houd uw lippen schoon en vettig met vaseline of een lippenbalsem.
  • Reinigen tussen de tanden (flos, tandenstoker, rager) doet u alleen als u dit al gewend was om te doen en als u dit kunt uitvoeren zonder dat uw tandvlees gaat bloeden.
  • Bij een gebitsprothese: ’s nachts niet dragen (zo krijgen de slijmvliezen rust) en de prothese droog bewaren. Voor het terugplaatsen in de mond spoelt u de prothese af met water.
  • Als uw mondslijmvlies geïrriteerd is, dan is het advies om uw gebitsprothese zo min mogelijk te dragen.

Als u last heeft van een droge mond:

  • Extra spoelen met water: 10 tot 15 keer per dag.
  • Kauwen op suikervrije kauwgum.
  • Als u veranderingen merkt aan uw mondslijmvlies is het verstandig contact op te nemen met de verpleegkundige.

Dun of uitvallend haar

  • Bij snel uitvallend haar kan de hoofdhuid gevoelig of pijnlijk zijn. Verzorg het haar voorzichtig: was het met lauw water. Gebruik een milde shampoo en eventueel een crèmespoeling. Voorkom felle zon op de hoofdhuid.
  • Als u uw haar wilt verven, gebruikt u dan bij voorkeur een verf op basis van natuurlijke kleurstoffen.
  • Soms kan haaruitval beperkt worden door het hoofd te koelen met een hoofdhuidkoeler. Bij sommige chemokuren geeft hoofdhuid-koeling goede resultaten, maar het is niet bij alle chemokuren toepasbaar. De verpleegkundige kan u hierover meer uitleg geven.
  • Veel mensen vinden het prettiger het haar kort te laten knippen voor het haar uit gaat vallen.
  • Voor aanvang van de behandeling wordt met u besproken of een haarwerk nodig zal zijn en waar u die kunt verkrijgen. Eventueel ontvangt u een machtiging zodat u (een deel van) de kosten van het haarwerk kunt declareren bij uw zorgverzekering. Informeert u zelf bij uw zorgverzekering hoeveel dit is.
  • U kunt het beste vroegtijdig (dus vóór uw haar gaat uitvallen) een vrijblijvende afspraak maken bij een haarwerkspecialist, zodat hij of zij uw eigen haardracht kan zien. Bestel pas een haarwerk als u die nodig heeft.
  • Uw haar gaat weer gewoon groeien als u de behandeling achter de rug heeft en soms al tijdens de behandeling. Dit is echter verschillend per persoon en per behandeling. De structuur en kleur kunnen anders zijn dan voorheen.

Verandering van het ontlastingspatroon

Bij diarree gelden de volgende adviezen

Zorg dat u voldoende drinkt, minimaal twee liter vocht per 24 uur. Gebruik per dag dan ook een aantal koppen bouillon en/of tomatengroentesap. Verder raden wij u aan regelmatig kleine maaltijden te gebruiken, zonder gasvormers zoals kool, ui en prei.
Heeft u langer dan 24 uur last van waterdunne ontlasting (meer dan vier keer per dag), neem dan contact op met afdeling B1 of eventueel de Spoedeisende hulp (buiten kantoortijden).

Als u van de arts het advies krijgt te starten met Loperamide (Imodium), volgt u dan het onderstaande schema voor het innemen hiervan:

  • Start met het innemen van 2 capsules Loperamide van 2 mg (totaal 4 mg).
  • Vervolgens neemt u elke 2 uur 1 capsule zolang u waterdunne diarree heeft. U mag maximaal 8 capsules per dag innemen.

Zijn de klachten na 24 uur niet over? Neemt u dan weer contact op met het ziekenhuis.

Bij verstopping gelden de volgende adviezen

Zorg dat u voldoende drinkt, zeker zo’n twee liter per dag. Gebruik een vezelrijke voeding: maak ruim gebruik van bruin- of volkorenbrood, groente en fruit. Bij dreigende verstopping krijgt u medicijnen voorgeschreven die de ontlasting zacht houden. Deze kunt u één tot twee keer per dag gebruiken.

Zorg voor voldoende beweging.

Invloed op de werking van het beenmerg

Beenmerg is belangrijk voor de aanmaak van bloedcellen. Om de werking van de cytostatica op uw beenmerg te controleren, laat u volgens schema bloed afnemen. Bij een te laag aantal bloedcellen kan het zijn dat de chemokuur een week wordt uitgesteld.

Witte bloedlichaampjes

Een verminderd aantal witte bloedlichaampjes (leukocyten en neutrofielen) geeft een verhoogde kans op infectie; deze kans is het grootst zeven tot tien dagen na de kuur. Soms kan hierdoor koorts optreden.

Bij koorts van 38,5 graden Celsius of koude rillingen, moet u contact opnemen met afdeling B1 of de Spoedeisende Hulp.

Bloedplaatjes

Een verminderd aantal bloedplaatjes (trombocyten) geeft een verhoogde kans op blauwe plekken, een bloedneus en bloedend tandvlees.

Bij het spontaan ontstaan van blauwe plekken en/of regelmatig voorkomen van een moeilijk te stelpen bloedneus (langer dan dertig minuten), dient u contact op te nemen met de afdeling B1 of de Spoedeisende Hulp.

Rode bloedlichaampjes

Een verminderd aantal rode bloedlichaampjes (erytrocyten) geeft kans op bloedarmoede en kan moeheid en duizeligheid veroorzaken. In het algemeen heeft het gebruik van extra vitaminen en/of ijzertabletten geen invloed op het herstel van het beenmerg.

Huid en zon

  • Onder invloed van de medicijnen kan de huid droog en/of schilferig worden. Gebruik regelmatig een pH-neutrale, vocht- en vetinbrengende crème of bodybutter om dit zoveel mogelijk tegen te gaan.
  • Gebruik geen producten waarin alcohol zit.
  • Uw huid kan gevoeliger zijn dan normaal en sneller verbranden in de zon, ook als u daar eerder niet vatbaar voor was.
  • Kleding is de beste manier om de huid tegen de zon te beschermen.
  • Gebruik zonnebrandcrème met factor 50. Smeer u elke 2 uur in als uw huid blootgesteld wordt aan de zon.
  • De kans op pigmentvorming kan toenemen, met name in het gezicht. Gebruik eventueel een hoofddeksel (met klep).
  • Vermijd de zon op het warmste moment van de dag, tussen 12.00 en 15.00 uur.
  • De hoofdhuid kan snel verbranden. Bedek uw hoofd als door de chemotherapie uw haar is uitgevallen of dunner is geworden.

Neuropathie

Sommige cytostatica kunnen beschadigingen aan de zenuwuiteinden veroorzaken. Dit kan een tintelend of verdoofd gevoel in de vingertoppen en tenen geven. Ook voetzolen, lippen, neus en kin kunnen licht gevoelloos worden. Soms is het koude- en warmtegevoel verstoord. Dit kan ook pijnklachten geven en krachtsvermindering. Bespreek bovenstaande klachten altijd met de specialist en/of verpleegkundige.

Tranende en/of droge ogen

Dit kunt u het beste melden aan de verpleegkundige. Er kunnen eventueel oogdruppels worden voorgeschreven.

Menstruatie

Veranderingen in de menstruatie kunnen heel wisselend zijn, van één keer overslaan tot het langer wegblijven van de menstruatie. Dit kan gepaard gaan met overgangsklachten. Na het beëindigen van de chemobehandeling kan de menstruatie terugkomen, maar kan soms ook helemaal achterwege blijven.

Vruchtbaarheid

Als u in de vruchtbare leeftijd bent, overleg dan met uw specialist welke consequenties de behandeling op de vruchtbaarheid heeft. Overleg ook over het gebruik van anticonceptiemiddelen.

Seksualiteit

  • Door de bijwerkingen van de kuren kan de zin in vrijen verminderd zijn. De behoefte aan tederheid en elkaar knuffelen kan juist toenemen.
  • Zit u in de besmettelijke periode (zie kuurspecifieke informatie voor het aantal dagen)? Dan adviseren wij u gebruik te maken van een condoom bij geslachtsgemeenschap.
  • Door de medicijnen kan de vagina droger worden. Bij het vrijen kan er dan een glijmiddel gebruikt worden.

Aarzel niet problemen op dit gebied te bespreken met uw arts of verpleegkundige.

Zwangerschap

Cytostatica kunnen aangeboren afwijkingen veroorzaken. Het is daarom raadzaam voor zowel vrouwelijke als mannelijke patiënten tijdens en na de behandeling met chemotherapie zwangerschap te voorkomen door anticonceptie te gebruiken. Bespreek een eventuele kinderwens en anticonceptie met uw behandelend arts.

Wanneer neemt u contact op met het ziekenhuis?

Neem DIRECT contact op bij de volgende klachten:

  • koorts (vanaf 38,5°C);
  • koude rillingen;
  • kortademigheid;
  • langdurige bloedneuzen (langer dan dertig minuten);
  • blauwe plekken zonder dat u bent gevallen of u zich heeft gestoten;
  • aanhoudend bloeden van een wondje (langer dan dertig minuten);
  • bloed in de ontlasting of urine.

Telefoonnummers

Afdeling B1: 0485-84 55 27 tijdens kantooruren
Spoedeisende Hulp: 0485-84 53 31 buiten kantooruren (’s avonds, ’s nachts, weekend en feestdagen)

Bij onderstaande klachten hoeft u niet direct contact op te nemen met het ziekenhuis. Houden de klachten langer aan zoals beschreven, neemt u dan contact op met de afdeling B1 of in het weekend met de Spoedeisende Hulp.

  • braken langer dan 24 uur;
  • diarree langer dan 48 uur;
  • 4 keer per dag waterdunne diarree langer dan 24 uur:
  • verstopping (obstipatie) die al 3 dagen aanhoudt;
  • plotselinge huiduitslag;
  • bij mond- of slikproblemen;
  • pijnlijk of branderig gevoel bij het urineren.

Hygiënische maatregelen en adviezen

Direct na de toediening verlaten resten van de cytostatica uw lichaam. Het duurt enkele dagen voordat alle cytostatica uit uw lichaam zijn. Hoeveel dagen dat precies duurt, is afhankelijk van de kuur die u krijgt. In uw kuurspecifieke patiënteninformatie leest u hoeveel dagen u besmettelijk bent.

De resten van de cytostatica verlaten uw lichaam via uw uitscheiding-producten (urine, braaksel en ontlasting, bloed, sperma en vaginavocht en hevig transpireren). In deze besmettelijke periode zijn er een aantal aandachtspunten waarop u moet letten in verband met hygiëne.

Wegwerphandschoenen

Wij raden verzorgers en naasten aan wegwerphandschoenen te dragen als zij in de besmettelijke periode in contact komen met uitscheidingsproducten. Dit geldt ook voor contact met besmet wasgoed.

Schoonmaken

Voor het schoonmaken kunt u een allesreiniger gebruiken. Gebruik geen chloor of alcohol. Houd u voor het schoonmaken in de besmettelijke periode de volgende richtlijnen aan:

  • Maak toilet en was-/badgelegenheid éénmaal per dag schoon.
  • Na braken maakt u het nogmaals schoon.
  • Maak de vloer of de vloerbedekking schoon als deze besmet is geraakt met uitscheidingsproducten.
  • Reinig de toiletborstel na de eerste week van de behandeling.

Besmet wasgoed

Voor wasgoed dat in de besmettelijke periode in aanraking is gekomen met uitscheidingsproducten gelden de volgende stappen:

  • Gebruik eerst een koud spoelprogramma met alleen de zichtbaar besmette kleding of beddengoed. Dus geen ander wasgoed toevoegen.
  • Kies daarna een wasprogramma dat geschikt is voor het soort kleding dat u gaat wassen. Hierbij mag u ander wasgoed toevoegen.

Urine en ontlasting in de besmettelijke periode

  • Mannen kunnen het beste zittend urineren. Dit veroorzaakt minder spatten.
  • Verwijder eventuele druppels op de toiletbril deppend met droog toiletpapier.
  • Spoel het toilet na gebruik twee keer door met gesloten deksel (indien aanwezig).
  • Als u een blaaskatheter heeft, adviseren wij u dagelijks de opvangzak te (laten) verwisselen. In verband met een mogelijke lekkage, stopt u de lege opvangzak in een dubbele plastic zak. Deze kunt u daarna met het huisvuil weggooien.
  • Een volle opvangzak leegt u bij voorkeur direct in het toilet.
  • Wanneer u een ondersteek of urinaal leegt, voorkom dan spatten door de inhoud voorzichtig langs de binnenrand van het toilet te gieten.
  • Na gebruik spoelt u een ondersteek of urinaal eerst om met koud water. Vervolgens reinigt u deze met een gewone zeepoplossing zoals een allesreiniger. Gebruik geen chloor of alcohol.
  • Alle uitscheidingsproducten kunnen via het riool worden afgevoerd.
  • Was uw handen na het opruimen.

Braaksel

  • Als het mogelijk is, gaat u naar het toilet als u moet braken.
  • Was uw handen na het braken of het opruimen van braaksel.
  • Om beschadiging van tandglazuur te voorkomen, kunt u uw mond spoelen met water.

Afval

Afvalmaterialen zoals gebruikte handschoenen, matjes, incontinentiemateriaal, bakjes van braaksel of stomamateriaal kunt u verzamelen in een plastic zak. Deze plastic zak stopt u vervolgens in een plastic vuilniszak. Deze kunt u bij het normale huisvuil zetten.

Overige gebruikte materialen

Voor gebruik van bestek, serviesgoed en andere gebruiksartikelen hoeft u geen speciale maatregelen te nemen.

 

Direct na de toediening verlaten resten van de cytostatica uw lichaam. Het duurt enkele dagen voordat alle cytostatica uit uw lichaam zijn. Hoeveel dagen dat precies duurt, is afhankelijk van de kuur die u krijgt. In uw kuurspecifieke patiënteninformatie leest u hoeveel dagen u besmettelijk bent.

De resten van de cytostatica verlaten uw lichaam via uw uitscheidingproducten (urine, braaksel en ontlasting, bloed, sperma en vaginavocht en hevig transpireren). In deze besmettelijke periode zijn er een aantal aandachtspunten waarop u moet letten in verband met hygiëne.

Wegwerphandschoenen

Wij raden verzorgers en naasten aan wegwerphandschoenen te dragen als zij in de besmettelijke periode in contact komen met uitscheidingsproducten. Dit geldt ook voor contact met besmet wasgoed.

Schoonmaken

Voor het schoonmaken kunt u een allesreiniger gebruiken. Gebruik geen chloor of alcohol. Houd u voor het schoonmaken in de besmettelijke periode de volgende richtlijnen aan:

  • Maak toilet en was-/badgelegenheid éénmaal per dag schoon.
  • Na braken maakt u het nogmaals schoon.
  • Maak de vloer of de vloerbedekking schoon als deze besmet is geraakt met uitscheidingsproducten.
  • Reinig de toiletborstel na de eerste week van de behandeling.

Besmet wasgoed

Voor wasgoed dat in de besmettelijke periode in aanraking is gekomen met uitscheidingsproducten gelden de volgende stappen:

  • Gebruik eerst een koud spoelprogramma met alleen de zichtbaar besmette kleding of beddengoed. Dus geen ander wasgoed toevoegen.
  • Kies daarna een wasprogramma dat geschikt is voor het soort kleding dat u gaat wassen. Hierbij mag u ander wasgoed toevoegen.

Urine en ontlasting in de besmettelijke periode

  • Mannen kunnen het beste zittend urineren. Dit veroorzaakt minder spatten.
  • Verwijder eventuele druppels op de toiletbril deppend met droog toiletpapier.
  • Spoel het toilet na gebruik twee keer door met gesloten deksel (indien aanwezig).
  • Als u een blaaskatheter heeft, adviseren wij u dagelijks de opvangzak te (laten) verwisselen. In verband met een mogelijke lekkage, stopt u de lege opvangzak in een dubbele plastic zak. Deze kunt u daarna met het huisvuil weggooien.
  • Een volle opvangzak leegt u bij voorkeur direct in het toilet.
  • Wanneer u een ondersteek of urinaal leegt, voorkom dan spatten door de inhoud voorzichtig langs de binnenrand van het toilet te gieten.
  • Na gebruik spoelt u een ondersteek of urinaal eerst om met koud water. Vervolgens reinigt u deze met een gewone zeepoplossing zoals een allesreiniger. Gebruik geen chloor of alcohol.
  • Alle uitscheidingsproducten kunnen via het riool worden afgevoerd.
  • Was uw handen na het opruimen.

Braaksel

  • Als het mogelijk is, gaat u naar het toilet als u moet braken.
  • Was uw handen na het braken of het opruimen van braaksel.
  • Om beschadiging van tandglazuur te voorkomen, kunt u uw mond spoelen met water.

Afval

Afvalmaterialen zoals gebruikte handschoenen, matjes, incontinentiemateriaal, bakjes van braaksel of stomamateriaal kunt u verzamelen in een plastic zak. Deze plastic zak stopt u vervolgens in een plastic vuilniszak. Deze kunt u bij het normale huisvuil zetten.

Overige gebruikte materialen

Voor gebruik van bestek, serviesgoed en andere gebruiksartikelen hoeft u geen speciale maatregelen te nemen.

Uitslagen bloedonderzoek

Het hangt af van uw kuur hoe vaak uw bloed wordt gecontroleerd en wat de consequenties van de uitslag zijn voor het vervolg van de kuur.

Invulschema voor uitslagen bloedonderzoek
Datum Hb
♂8.5 - 11.0
♀7.5 - 10.0
Leuco’s
4.0 - 11.0
Neutro’s
>1.5
Trombo’s
150 - 400
Tumor-merkstof: Gewicht
             
             
             
             
             
             

Hb = Hemoglobine (bloedarmoede)
Leuco’s = witte bloedlichaampjes (afweersysteem)
Neutro's = onderdeel van leuco’s (witte bloedlichaampjes)
Trombo’s = bloedplaatjes (bloedstolling)

Belangrijk om te weten

Tandartsbezoek

Voordat u start met de chemotherapie is het belangrijk dat u de periodieke controle bij de tandarts hebt gehad. Tijdens de cyclus kunnen uw bloedwaardes verlaagd zijn. Hierdoor heeft u een verminderde weerstand en bij een bloeding duurt het langer voordat het bloed stolt. Als u tijdens de behandeling toch naar de tandarts moet, overlegt u dan eerst met de verpleegkundige.

Bloedprikken voor de cyclus

Eén dag voor de cyclus laat voor 11.00 uur bloed afnemen, zoals is afgesproken met de verpleegkundige. Heeft u op maandag de cyclus, dan laat u op vrijdag voorafgaand aan de cyclus bloed afnemen. Een overzicht van locaties en openingstijden voor bloedafname vindt u in de folder Bloedafnameservice in de regio. U hoeft voor dit bloedonderzoek niet nuchter te zijn.

Als de cyclus niet doorgaat naar aanleiding van de bloeduitslagen, wordt u op de dag voor de cyclus vóór 17.00 uur gebeld. Als u de dag voor de cyclus niets hoort, dan gaat de kuur gewoon door. Als u op maandag de cyclus krijgt, wordt u zo nodig op vrijdag gebeld.

Trombosedienst

Bent u bekend bij de trombosedienst? Meld dan altijd bij de trombosedienst dat u behandeld wordt met chemomiddelen.

Toiletbezoek tijdens toedienen chemomiddel

Op de afdeling hebben wij de algemene afspraak dat er tijdens het toedienen van een chemomiddel altijd een verpleegkundige met u meeloopt naar het toilet. Dit doen we voor uw eigen veiligheid. Krijgt u een ander middel toegediend? Dan is begeleiding van een verpleegkundige niet nodig.
Als u hierover vragen heeft, overlegt u dan met de verpleegkundige.

Vervoer op de dag van behandeling

Ons advies is om bij voorkeur niet zelf auto te rijden op de dag van de behandeling.

Griepvaccinatie

Krijgt u tijdens de behandeling een oproep voor de griepvaccinatie? Overleg dan eerst met uw arts of verpleegkundige.

Saunabezoek en zwemmen

Tijdens de besmettelijke periode (aantal dagen van besmettelijkheid kunt u terug vinden in uw kuurspecifieke patiënteninformatie, omgaan met uitscheidingsproducten) is het advies om niet te gaan zwemmen of naar de sauna te gaan. Na uw besmettelijke periode mag dit wel.

Informeren van familie en zorgverleners

Het is belangrijk uw familie en de bij u betrokken zorgverleners (bijvoorbeeld de thuiszorgorganisatie) te vertellen dat u behandeld wordt met cytostatica. Stel directbetrokkenen op de hoogte van de eerder beschreven hygiënische maatregelen, zodat veilig omgegaan wordt met besmette uitscheidingsproducten.

Meer informatie

Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben, aarzel dan niet om ze te stellen aan de oncologieverpleegkundigen van de afdeling B1, de casemanager of uw arts.

www.kanker.nl 
Kanker.nl is een initiatief van KWF Kankerbestrijding, patiëntenbeweging Leven met kanker en IKNL (kenniscentrum voor zorgverleners in de oncologie). Zij hebben de handen ineen geslagen om betrouwbare informatie, ervaringskennis en het ondersteuningsaanbod rond kanker op één plek te bundelen en aan te bieden.

Op de afdeling is ook materiaal beschikbaar (zoals boekjes en een spreekbeurtkoffer) om kinderen voor te lichten. Informeer hiernaar bij de verpleegkundige.

Voor uw eigen aantekeningen en vragen

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Specialismen