Maasziekenhuis Pantein Hal boven
  1. Home
  2. Behandeling & onderzoek
  3. Operatie bij verzakking van de baarmoeder of vagina: sacrospinale fixatie
Patiëntenfolder

Operatie bij verzakking van de baarmoeder of vagina: sacrospinale fixatie

Een verzakking van de baarmoeder of vagina komt regelmatig voor. Het kan ontstaan door schade aan de structuren die de baarmoeder en vagina ondersteunen. Met een operatie zorgt de gynaecoloog ervoor dat de baarmoeder en vagina weer goed ondersteund worden. In deze folder leest u hoe de operatie verloopt, hoe u zich goed voorbereidt en wat u na de operatie kunt verwachten.

Operatie bij verzakking van de baarmoeder of vagina: sacrospinale fixatie

Bij een verzakking kun je het gevoel hebben dat er een bult in of buiten de vagina zit. Of je kunt een zwaar gevoel hebben in de vagina of laag in de rug. Ook problemen bij het plassen of de ontlasting kunnen voorkomen. Sommige vrouwen ervaren een gevoel van ongemak of pijn tijdens het vrijen.

Een sacrospinale fixatie is een operatie waarbij de gynaecoloog de baarmoeder of vaginatop weer een goede ophanging geeft. Daarvoor gebruikt de gynaecoloog twee stevige hechtingen en maakt die vast aan een bindweefselband in het bekken. De hechtingen houden de (verzakte) baarmoeder of de vaginatop op de juiste plek. Deze operatie wordt meestal gecombineerd met een operatie voor een verzakking van de blaas of van de endeldarm.

Bij 80 tot 90% van de vrouwen is de operatie succesvol. Er is een kleine kans dat de baarmoeder of vaginatop opnieuw verzakt. Dit gebeurt bij ongeveer 15% van de vrouwen die deze operatie ondergaan.

Een andere mogelijkheid is het verwijderen van de baarmoeder via de vagina. Daarbij is ongeveer 75% van operaties succesvol. De gynaecoloog bespreekt met u wat de voordelen en de nadelen zijn van beide operaties.

Voorbereiding op de opname

Voordat u geopereerd wordt, heeft u een afspraak op het Pre-operatief spreekuur (POS). Hier spreekt u met de anesthesioloog, de apothekersassistente en de informatieverpleegkundige. Zij helpen u met de voorbereiding op de operatie.

Eten en drinken

De anesthesioloog vertelt u vanaf welk tijdstip vóór de operatie u niet meer mag eten en drinken. Dit noemen we nuchter blijven. U mag dan alleen een slokje water drinken. Wij raden u ook aan om 24 uur vóór uw opname geen alcohol te drinken en niet te roken, ook niet op de dag van de operatie.

Griep of koorts?

Heeft u de dag voor de ingreep griep of koorts? Neemt u dan contact op met het Opnamebureau op telefoonnummer 0485-84 57 10. U hoort dan of het nodig is om een nieuwe afspraak te maken.

Volg verder de instructies en voorbereidingen op zoals afgesproken met uw arts, de anesthesioloog en de informatieverpleegkundige (zie ook de folder ‘Anesthesiologie’). In de folder ‘Wegwijzer bij opname’ kunt u meer lezen over de opname en de voorbereiding hierop.

Welke verdoving?

Bij operaties die via de vagina plaatsvinden, zijn zowel algehele verdoving (narcose) als lokale verdoving (ruggenprik) mogelijk. Bij algehele narcose wordt u op de operatiekamer via een infuus in uw arm in slaap gebracht. Als u gedeeltelijk verdoofd wordt, krijgt u een ruggenprik op de verkoeverkamer of operatiekamer. Het is ook mogelijk om naast de ruggenprik een roesje (sedatie) te krijgen. Tijdens het pre-operatief spreekuur ter voorbereiding op de operatie bespreekt de anesthesioloog de verdoving met u. Over de manier van verdoving kunt u meer lezen in de folder ‘Anesthesiologie’.

Opname en verblijf in het ziekenhuis

Dag van opname

Op de afgesproken dag en tijdstip meldt u zich in het ziekenhuis bij de balie van de verpleegafdeling. Een verpleegkundige wijst u uw kamer en bed. Zij voert met u het opnamegesprek en bereidt u verder voor op de operatie. Ook beantwoordt zij mogelijke vragen van u. Soms krijgt u voor de operatie een kalmerend middel op de verpleegafdeling.

Tussen de aankomst op de afdeling en de operatie moet u enige tijd wachten. Wij proberen deze tijd zo kort mogelijk te houden. U kunt eventueel een tijdschrift of boek meenemen of televisie kijken tot u aan de beurt bent. Wij vragen u om de afdeling niet meer te verlaten.

De operatie

Tijdens de operatie maakt de gynaecoloog via de vagina een snede van een paar centimeter in de achterwand van de vagina. Door deze opening kan de gynaecoloog bij de stevige bindweefselband diep in het bekken komen. Deze bindweefselband heet het sacrospinale ligament.

De gynaecoloog steekt twee hechtingsdraden door deze bindweefselband heen en maakt deze hechtingsdraden vast aan de baarmoedermond of aan de vaginatop. Door de hechtingsdraden stevig vast te knopen, wordt de baarmoeder of de vaginatop naar achteren getrokken tegen de stevige bindweefselband en vastgezet. Hierdoor is de verzakking van de vaginatop of baarmoeder opgelost.

Daarna maakt de gynaecoloog de opening in de achterwand van de vagina dicht met een hechting die vanzelf oplost.

De operatie duurt ongeveer 60 tot 90 minuten.

Na de operatie

Aan het einde van operatie brengt de gynaecoloog een slangetje in de blaas (een katheter). Via dit slangetje wordt de urine vanzelf opgevangen in een zak. De katheter wordt ’s avonds op de dag de operatie verwijderd.

In de vagina wordt een tampon van gaas met crème ingebracht om het vocht en bloed op te vangen dat uit de wond komt. De tampon wordt ook ’s avonds op de dag van de operatie verwijderd

Als laatste heeft u vlak voor de operatie een infuus in uw arm gekregen. Via het slangetje aan het infuus krijgt u extra vocht in uw lichaam. Als dat nodig is, kunnen we ook snel en gemakkelijk medicijnen geven via het infuus. Het infuus wordt verwijderd wanneer u na de operatie weer goed kunt drinken en goed uit bed kunt.

Complicaties

Bij elke operatie is er een kans op complicaties of problemen. De kans op complicaties bij deze operatie is klein. De meest voorkomende complicaties leest u hieronder.

Problemen met zelf plassen na de operatie

De blaas en de urinebuis liggen vlak bij de plek waar u geopereerd bent. Daardoor hebben sommige vrouwen na de operatie moeite om weer zelf te plassen en de blaas helemaal leeg te plassen. De eerste keren dat u plast, wordt gecontroleerd of u de blaas goed leeg kunt plassen.

Als het plassen moeilijk gaat, dan kunt u er voor kiezen om te leren hoe u zelf een slangetje (de katheter) in de urinebuis kunt brengen om de blaas leeg te maken. Als dat niet lukt, dan is het ook mogelijk om de katheter voor een langere tijd in de blaas te laten zitten. De urine loopt dan vanzelf in de katheterzak. Op beide manieren kan de blaas tot rust komen. Bijna altijd is dit probleem tijdelijk en gaat het de eerste dag of binnen enkele dagen over.

Pijn in de rechterbil

Bij ongeveer 1 op de 10 vrouwen die deze operatie ondergaat, ontstaat een zeurend tot pijnlijk gevoel in de rechterbil. Dit komt door de hechtingen waarmee de baarmoeder of vaginatop is opgehangen. Die hechtingen zitten in de buurt van de rechterbil. Dit gevoel gaat bijna altijd binnen een paar weken over. Heel soms komt het voor dat de pijn zo vervelend is dat er een speciale pijnbehandeling nodig is met medicijnen, een lokale verdoving of een operatie.

Na de opname

Adviezen voor thuis

Als u weer thuis bent na de operatie, is het belangrijk dat u het nog rustig aan doet. De wond van de operatie is nog kwetsbaar en moet nog genezen. Met de adviezen hieronder werkt u stap voor stap aan uw herstel.

Wees voorzichtig met tillen, persen, hoesten en inspanning

In de eerste weken na de operatie moet u situaties uit de weg gaan waarbij er veel druk komt op de operatiewond en de bekkenbodem. Dit geldt voor tillen, persen, hoesten en flinke inspanning. Het optillen van een emmer water of een zware boodschappentas is niet verstandig. Dit kan invloed hebben op het genezen van het geopereerde gebied.

Het is belangrijk om de eerste 6 weken na de operatie bij zwaardere huishoudelijke activiteiten iemand om hulp te vragen. Lichtere activiteiten, zoals koken of afwassen, kunt u langzaamaan weer gaan doen.

Het duurt 3 tot 6 maanden voordat de wond helemaal genezen is. Tot die tijd moet u het tillen van meer dan 10 kilo uit de weg gaan.

Autorijden en lichte activiteiten

Na 3 tot 4 weken bent u meestal weer in staat om auto te rijden en lichte activiteiten te doen, zoals een kleine wandeling.

Weer aan het werk

Wij adviseren u om met uw bedrijfsarts te bespreken wanneer u weer kunt gaan werken. Dit hangt af van het soort werk dat u doet.

Vocht en slijm (afscheiding) uit de vagina

Ongeveer 4 tot 6 weken na de operatie is de afscheiding uit de vagina wat dikker dan normaal. Dit komt doordat de wond in de vagina aan het genezen is. De hechtingen die de gynaecoloog gebruikt heeft om de snee in de vagina dicht te maken, lossen vanzelf op. Als dat gebeurt, dan wordt ook de afscheiding minder.

Vaginaal bloedverlies

Tot ongeveer 6 weken na de operatie kunt u bloed verliezen uit de vagina. Hiervoor mag u geen tampons gebruiken. U mag wel maandverband of een inlegkruisje gebruiken.

Het bloedverlies wordt langzaam minder en gaat vaak over in bruinige of gelige afscheiding. De hechtingen in de vaginawand lossen vanzelf op en hoeven niet verwijderd te worden. Tot ruim 6 weken na de operatie is het normaal dat u stukjes van de hechtdraad in uw verband of bij afvegen op het toilet kunt tegenkomen.

Douchen en in bad gaan

Douchen mag altijd.
U mag in bad gaan als u geen bloed meer verliest uit de vagina.

Ontlasting

Het is belangrijk om de ontlasting soepel te houden. Bij hard persen kan er teveel druk komen op de wond en de bekkenbodem waardoor de wond niet goed herstelt en de verzakking terug kan komen. Daarom krijgt u na de operatie medicijnen om de ontlasting soepel te houden. Ook thuis gebruikt u deze medicijnen nog een paar weken. Als u ook voor de operatie al vaak harde ontlasting had, kan het zijn dat u ook na het herstel van de operatie nog medicijnen nodig blijft houden.

Blaasontsteking

Het is belangrijk dat u in de gaten houdt of u klachten krijgt die lijken op een blaasontsteking. Bijvoorbeeld een branderig gevoel of stekende pijn bij het plassen, vaak moeten plassen of soms bloed bij de urine hebben. Als u deze klachten heeft, neemt u dan contact op met de huisarts. Een blaasontsteking is met antibiotica goed te behandelen.

Seksualiteit en vrijen

Het advies is om de eerste 6 weken na de operatie nog niet te vrijen. Hierdoor kan het litteken in de vagina goed genezen. De eerste tijd na de operatie hebben veel vrouwen minder zin in vrijen. De eerste keer vrijen vinden veel vrouwen dan ook vaak spannend.

Als u seksuele problemen ervaart, dan kunt u een afspraak maken met de huisarts om hierover te praten. Vaak zijn er verschillende mogelijkheden om u te helpen.

Wanneer neemt u contact op met het ziekenhuis?

In de volgende gevallen neemt u contact op met de polikliniek Gynaecologie:

  • Bij koorts, hoger dan 38 graden.
  • Bij steeds erger wordende pijn.
  • Bij steeds erger wordend verlies van helderrood bloed.
  • Bij klachten aan de blaas of pijn bij het plassen.

Als u thuis een of meer van de hierboven genoemde problemen krijgt, neemt u dan contact op met de polikliniek Gynaecologie op telefoonnummer 0485-84 55 60. ’s Avonds en in het weekend neemt u contact op met de Spoedeisende Hulp op telefoonnummer 0485-84 53 31.

Meer informatie

Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, neemt u dan gerust contact op met de polikliniek Gynaecologie op telefoonnummer 0485-84 55 60.

Specialismen