Maasziekenhuis Pantein Buiten
  1. Home
  2. Behandeling & onderzoek
  3. Koemelkallergie, onderzoek
Patiëntenfolder

Koemelkallergie, onderzoek

Uw kind heeft verschijnselen die wijzen op een allergie voor koemelk. In deze folder leest u wat een allergie voor koemelk bij jonge kinderen inhoudt. Ook leggen we in deze folder uit hoe de test, waarmee een koemelkallergie kan worden vastgesteld, wordt uitgevoerd.

Wat is een allergie?

Een allergie wil zeggen dat er een overgevoeligheidsreactie optreedt wanneer uw kind met een bepaalde stof in aanraking komt. Bij een allergie maakt het kind bepaalde antistoffen (immuunglobuline E, afgekort IgE). Een allergie speelt ook een centrale rol bij ziekten als hooikoorts, maar het kan ook voorkomen bij voedingsmiddelen. Een allergie is vaak erfelijk.

Reacties bij voedselallergie

Kinderen kunnen op veel verschillende manieren reageren op voedingsmiddelen:

  • Reacties van de huid: rode vlekjes, eczeem.
  • Reacties van de luchtwegen: bijvoorbeeld een loopneus met niezen of piepen bij in- of uitademing.
  • Reacties van maag en darm: braken en diarree.
  • Algemene reacties: bijvoorbeeld dikke ogen, hevig tranen, voedselweigering of prikkelbaar gedrag.
  • Een anafylaxie; een heftige reactie van het hele lichaam waarbij het kind vaak eerst rood en daarna bleek wordt, klam en zweterig en duidelijk ziek, vaak ook met benauwdheidsklachten en gezwollen ogen.

Deze reacties kunnen wijzen op een voedselallergie, maar er kan ook een andere oorzaak zijn. Bijvoorbeeld: de meeste kinderen met een loopneus hebben een verkoudheid en geen voedselallergie. Een anafylaxie bij een zuigeling berust bijna altijd op een voedselallergie.

RAST- test

Bij een RAST- test wordt er door middel van bloedafname gekeken of het kind positieve immuunglobuline E in het bloed heeft. Bij deze test is echter niet duidelijk om welke stoffen het gaat. Vandaar dat bij uw kind ook een eliminatie-provocatieproef gedaan wordt.

Eliminatie-provocatieproef

Omdat een RAST-test weinig helpt bij het vaststellen van een allergie voor voedingsmiddelen, is er maar één manier om uit te zoeken of een kind overgevoelig reageert op een bepaald voedingsmiddel. Dat is kijken wat er gebeurt als het kind een bepaald voedingsmiddel gebruikt.

Dit gebeurt door middel van de eliminatie-provocatieproef. Een kind met een allergie voor een bepaald voedingsmiddel zal zijn allergie ‘laten zien’ als hij het betreffende voedingsmiddel toegediend krijgt. De allergische reacties zullen verdwijnen als het bewuste voedingsmiddel wordt vermeden. Als het kind de voedingsstof weer krijgt, komen de reacties weer terug. Op deze manier wordt aangetoond dat het kind allergisch is.

Het onderzoek

Aantonen van koemelkallergie

Als uw kind verschijnselen heeft die doen denken aan een koemelk-allergie, dan zal de kinderarts voorstellen een eliminatie-provocatieproef te doen. Hierbij krijgt uw kind eerst geen koemelk te drinken. Dit doet u thuis door middel van koemelkvrije voeding. Daarna komt u met uw kind een dag naar de kinderafdeling in het Maasziekenhuis en daar krijgt het zuigelingenvoeding met koemelk toegediend. Treden de klachten op, dan is het vrijwel zeker dat uw kind positief reageert op de koemelk. Dit betekent dat uw kind een koemelkallergie heeft.

Er bestaan twee manieren om de eliminatie-provocatieproef te doen:

Een open eliminatie-provocatieproef

Hierbij krijgt uw kind tijdens het toedienen van koemelk klachten en zodra de koemelk vermeden wordt, verdwijnen de klachten. Deze test wordt vaak thuis, in overleg met het consultatiebureau, uitgevoerd.

Met een open eliminatie-provocatieproef kan niet worden aangetoond dat er sprake is van een allergie. Met deze proef kan alleen een allergie worden uitgesloten. Het blijkt in de praktijk namelijk erg moeilijk om onbevooroordeeld te bepalen of een kind zich tijdens de provocatieperiode (het toedienen van de allergische stof, in dit geval koemelk) anders gedraagt dan tijdens de eliminatieperiode (het vermijden van koemelk). Dit geldt met name voor vage klachten van voedselallergie zoals huilen, buikpijn, eczeem en veranderd gedrag.

Dubbelblinde placebo gecontroleerde voedselprovocatie (DBPGVP)

De DBPGVP is de enige betrouwbare manier om een voedselallergie aan te tonen of uit te sluiten. Bij een DBPGVP krijgt uw kind twee keer een ‘testvoeding’ te drinken. De ene keer gaat het om koemelkvrije voeding (de eigen voeding van thuis), de andere keer is het koemelkhoudende voeding (ook weer de eigen voeding van thuis, maar nu met een toegevoegd koemelkeiwit). Beide voedingen zien er hetzelfde uit en ruiken en smaken hetzelfde. Uw kind krijgt de voedingen ’s morgens te drinken in opklimmende hoeveelheden. Tijdens en na de voeding wordt nauwkeurig bijgehouden hoe uw kind reageert op de voeding
en of het allergische reacties vertoont.

Vooraf weten de ouders en de kinderarts niet welke testvoeding koemelkvrij is en welke koemelk bevat. Deze informatie is alleen bekend bij de assistente die de voeding klaarmaakt. Beide voedingen zijn gecodeerd. De code zit in een verzegelde envelop en ligt op de kinderafdeling. De envelop kan, als het nodig is, altijd geopend worden.

Praktische gang van zaken

Als u met de kinderarts bent overeengekomen dat bij uw kind een DBPGVP zal worden uitgevoerd, spreekt u in overleg met de secretaresse twee geschikte dagen af om de proef uit te voeren. Het onderzoek kan alleen plaatsvinden op maandag of dinsdag. In de vier weken vóór de proef mag uw kind alleen de voeding drinken die de kinderarts heeft voorgesteld. Deze voeding bevat geen koemelkhoudende voedingsmiddelen. Als u borstvoeding geeft, moet u gedurende vier weken zelf een koemelkvrij dieet volgen. Zonodig wordt dit in overleg met de diëtist gedaan.

Belangrijk is dat het kind in optimale conditie aan de test begint, dus als het kind koorts heeft, een infectie (verkoudheid) heeft of als eventueel eczeem niet goed onder controle is, kan de test helaas niet doorgaan. Gelieve dan vooraf contact op te nemen met afdeling C4 kind.

Eerste testdag

Op de ochtend van de eerste testdag mag uw kind vóór 07.00 uur een normale voeding drinken of een licht ontbijt gebruiken. U neemt een blik of pak van uw eigen voeding mee naar het ziekenhuis. Dit geeft u aan de verpleegkundige.

Als uw kind in het verleden heftig heeft gereageerd op de koemelk (anafylaxie), krijgt het voor de zekerheid een infuus om zonodig snel de medicijnen te kunnen toedienen. Vlak na het opnamegesprek krijgt uw kind de eerste testvoeding toegediend. Daarna volgen op vaste tijden voedingen in opklimmende hoeveelheden.

Als er zich bijzonderheden voordoen, meldt u dat aan de verpleegkundige: deze zal zo nodig de arts waarschuwen. Bij vage reacties (bijvoorbeeld roodheid rond de mond of wat onrust) wordt de proef voortgezet. Maar bij duidelijke reacties (bijvoorbeeld galbulten, piepen, herhaaldelijk braken, en dergelijke) wordt de provocatie gestaakt.

Tweede testdag

Ongeveer een week later vindt de tweede testdag plaats. Er gebeurt hetzelfde als op de eerste testdag, maar met de tweede soort testvoeding. Dan zal de procedure gevolgd worden voor het tweede deel van de proef. Ook als uw kind op de eerste testdag duidelijk heeft gereageerd, wordt de week erna het tweede deel van de test uitgevoerd. De ‘code’ wordt niet verbroken. Alleen op deze manier wordt duidelijk aangetoond of de heftige reactie wel of niet veroorzaakt is door een koemelkallergie.

Na het onderzoek

Resultaat van de proef

Ongeveer 1 week na de tweede testdag heeft uw kind een afspraak bij de kinderarts op de polikliniek. Tijdens deze afspraak wordt de envelop geopend en is dus duidelijk welke testvoeding koemelkvrij was en welke koemelkhoudend. Dan kan worden beoordeeld of uw kind inderdaad overgevoelig gereageerd heeft op koemelk. De kinderarts zal de resultaten met u bespreken.

Alleen als uw kind reacties vertoont bij het drinken van de koemelkhoudende voeding en niet bij de koemelkvrije voeding, is de uitslag van de proef ‘positief’ en zal de kinderarts de diagnose koemelk-allergie kunnen vaststellen. Uw kind wordt dan verder behandeld met een koemelkvrij dieet en begeleid door de diëtist.

In andere gevallen is de uitslag van de proef ‘negatief’, dat wil zeggen dat een koemelkallergie is uitgesloten. Uw kind kan vanaf die dag gewoon koemelk (of koemelkhoudende zuigelingenvoeding) gebruiken. Als u borstvoeding geeft, hoeft u geen dieet (meer) te volgen. Voor begeleiding bij het (opnieuw) gaan gebruiken van koemelk kan de kinderarts u verwijzen naar een diëtist.


Onduidelijk resultaat?

Meestal levert een DBPGVP duidelijke resultaten op. Dat is plezierig, want het geeft u en uw kind zekerheid. Een enkele keer is het lastiger. Soms zijn er tijdens de DBPGVP heel subtiele reacties opgetreden en is het onduidelijk of die echt zijn toe te schrijven aan een voedselallergie. Soms weigeren kinderen de testvoeding te drinken of mislukt de proef door organisatorische problemen. In die gevallen kan het nodig zijn de DBPGVP te herhalen. Heel soms reageert uw kind niet tijdens de DBPGVP, maar lijken de reacties in de dagen of weken daarna, als uw kind grotere hoeveelheden koemelk gebruikt, duidelijk toe te nemen. Zo’n toename van verschijnselen wordt meestal niet veroorzaakt door de koemelk, maar theoretisch kan het wel.

Meer informatie?

Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen of wilt u meer informatie over het onderzoek, neemt u dan gerust contact op met uw kinderarts via de poli Kindergeneeskunde op telefoonnummer (0485) 84 55 05.

 

KIN021 versie 5 oktober 2021

Specialismen